“Weren van snackbars…” Wat staat er in de brief van de staatssecretaris?

Actueel |
13 december 2022 |
Leestijd ± 3 tot 5 minuten
Maarten van Ooijen, foto RVD / Martijn Beekman

Afgelopen week zond staatssecretaris Maarten van Ooijen (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) een veelbesproken brief aan de Tweede Kamer over overgewicht en preventie. Het weren van nieuwe snackbars wordt in één adem genoemd met maatregelen die Van Ooijen voor ogen ziet. Wat staat er eigenlijk in zijn kamerbrief?

Van Ooijen gaat diep in op zaken als de invoering van de zogenaamde Nutri-Score, de bevordering van sport, spel en beweging voor schoolkinderen en preventie van welvaartsziekten. Maar ook stelt hij maatregelen voor ten aanzien van de verkooppunten van voeding, waaronder fastfoodzaken en snackbars.

Een selectie van passages uit de brief aan de leden van de Tweede Kamer:

1. “62% Nederlanders straks te zwaar…”

“Eén op de zes kinderen heeft overgewicht. In sommige wijken is dat zelfs één op de drie kinderen. Daar houdt een kind zijn leven lang last van. Kinderen met overgewicht maken meer vetcellen aan en blijven daardoor levenslang meer ontvankelijk voor een ongezond gewicht. En dat is zorgwekkend. In Nederland heeft daarnaast de helft van de volwassenen overgewicht. Als er geen maatregelen worden genomen is de verwachting dat in 2040 62 procent van de volwassen Nederlanders te zwaar is.”

2. Een reep of een appel?

“We hebben allemaal wel eens ervaren dat als je buiten de deur ten prooi valt aan snelle trek, het op de meeste plekken in Nederland veel makkelijker is om een ongezonde reep te scoren dan een appel. Het straatbeeld verandert en onderzoek laat zien dat het steeds moeilijker is om de gezonde keuze te maken. Uit onderzoek in Rotterdam blijkt bijvoorbeeld dat het aantal aanbieders van fastfood veel harder stijgt dan het totaal aantal voedselaanbieders en tegelijkertijd in alle buurten het aantal vers aanbieders daalt.”

“In supermarkten voldoet 80 procent van het aanbod niet aan de Schijf van Vijf en dit geldt ook voor ruim 90 procent van de maaltijden in de horeca en afhaaldiensten. Dit vraagt een brede aanpak, met stimulering van gezonde keuzes en ontmoedigen van ongezonde keuzes, zonder mensen in hun vrijheid te beperken.”

3. “Minder verleiding tot ongezond eten”

“Hoe minder verleiding tot ongezond eten en hoe meer stimulering en uitdaging in de leefomgeving die uitnodigt tot bewegen, hoe beter kinderen en jongeren hierin kunnen worden geholpen. Ouders, opvoeders, en verzorgers hebben hierin een centrale rol. Onderwijsinstellingen zijn een belangrijke intermediair om zowel ouders en kinderen te bereiken, informeren, en ondersteunen en een sociaal veilige en gezonde omgeving te bieden. Ook de wijk moet hierop worden ingericht.”

4. “Gezonder aanbod voor scholieren”

“Om de gezonde keuze in het VO en MBO te stimuleren ben ik daarnaast voornemens om dusdanig in het programma Gezonde Schoolkantines te investeren dat er in 2025 in totaal 1300 gezonde schoolkantines op het VO en MBO zijn. Alleen het voedselaanbod op het schoolterrein zelf gezonder maken is niet genoeg. Twee derde van de vo- en mbo-scholen heeft een voedselaanbieder binnen 5 minuten loopafstand. Ik ben voornemens om met de Aanpak Eetomgeving Scholen meer gemeenten, scholen én voedselaanbieders rond de school te bereiken zodat zij handvatten krijgen om samen te werken aan een gezonder aanbod voor scholieren.”

5. “Wereld staat bol van suiker, zout en vet”

“Het is van groot belang om ervoor te zorgen dat mensen in Nederland een gezonde voedselkeuze kunnen maken. De verleiding tot ongezond eten is in de fysieke en online omgeving overvloedig aanwezig. Onze wereld staat bol van suiker-, zout- en vetrijke producten. Gezonde alternatieven zijn vaak niet aanwezig of moeilijk te vinden. De balans is zoek. In de bovengenoemde aanpak gericht op kinderen en jongeren staan de activiteiten die ik voortzet om de (dagelijkse) voedselomgeving van jongeren gezonder te maken.”

6. “Eisen aan samenstelling van producten”

“Voor 61 productgroepen zijn drie grenswaarden voor zout, suiker en verzadigd vet ontwikkeld waar bedrijven zich op kunnen richten om stapsgewijs, en over de hele breedte van producten, te werken aan vermindering van zout, suiker en verzadigd vet. Verschillende branches en bedrijven werken al langer aan het verbeteren van de samenstelling van voedingsmiddelen. Eerder was hierbij de inzet beperkt tot vrijwillige maximumnormen. Nu zijn er ook criteria om volgende concrete verbeterstappen te maken.”

“Een optie is om het aantal producten dat moet voldoen aan bepaalde samenstellingseisen voor het gebruik van een benaming, uit te breiden. Een andere optie is het wettelijk vastleggen van maximale gehaltes voor zout, suiker of verzadigd vet. Op basis van deze verkenning ga ik de opties nader uitwerken omdat ze direct gevolgen zullen hebben voor de hoeveelheden zout, suiker, verzadigd vet of vezel.”

7. “Weren van nieuwe snackbars…”

“Er is een nadere juridische verkenning gedaan naar de mogelijkheid om een wettelijke grondslag voor gemeenten te creëren om een gezonde voedselomgeving te bevorderen. De uitkomst is dat ik voor gemeenten een optionele bevoegdheid wil creëren om in het omgevingsplan regels te stellen waarmee de vestiging van nieuwe ongezonde voedselaanbieders op bepaalde plekken kan worden geweerd.”

“Dit geeft gemeenten de ruimte om deze bevoegdheid toe te passen op een wijze passend bij de lokale omgeving, maar stelt dit niet verplicht. De maatregel zal zich in eerste instantie richten op het weren van nieuwe aanbieders van hoofdzakelijk ongezond voedsel zoals fastfoodketens en snackbars, in de omgeving van scholen of in bepaalde wijken waar een onevenredig groot aanbod aan ongezond voedsel is.”

8. “In 2023 informeren over uitkomst”

“Het opstellen van een eenduidige juridische definitie van een ongezonde voedselaanbieder en de handhaafbaarheid hiervan vormt een lastige opgave en vraagt om nadere aandacht bij de uitwerking. Ik ben in overleg met onder andere de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en gemeenten om te bezien op welke wijze deze wettelijke maatregel vormgegeven kan worden. Komende tijd zal ik met betrokken stakeholders en experts dit vraagstuk verder uitwerken. Ik zal uw Kamer in het voorjaar 2023 informeren over de uitkomst hiervan.”

Meer over