
Door Frans van Rooij*
De redactie van dagblad Tubantia plaatste afgelopen weekend een online poll met de stelling: “Een dorpshuis twee uur per week omtoveren tot cafetaria is een briljant idee.”
Het stuk verscheen niet alleen bij Tubantia, maar ook in De Gelderlander en zelfs als premium-artikel in het AD. De lezers mochten reageren. De tussenstand? Maar liefst 82 procent van de 3022 stemmers vond het een “heel mooi idee, zo heb je er als dorp een voorziening bij.”
Dat resultaat stemt mij gerust. Het laat zien dat de frietmaaltijd nog steeds bij menig gezin regelmatig op de agenda staat. Frituren hoort bij onze eetcultuur – en dat mag ook gewoon gezegd worden.
Toch laat de berichtgeving over deze poll iets zien wat me raakt: hoe vanzelfsprekend negatieve aannames over gefrituurde producten zijn geworden. Niet alleen in de media, maar soms ook binnen onze eigen branche. En dat is precies wat we samen moeten doorbreken.
Vooringenomen houding
Wat me wél boos maakt, is de toon hoe de poll wordt toegelicht. Zonder enige onderbouwing of nuance lijkt de redactie het frituren neer te zetten als iets wat je eigenlijk beter niet kunt doen.
Het is een voorbeeld van de vooringenomen houding die we helaas vaker zien in de media: alsof frituren per definitie ongezond is, en alsof onze branche zich zou moeten verantwoorden voor wat mensen eten.
Waarschijnlijk beseffen redacties dat zelf niet eens. Ze gebruiken woorden als gezond of ongezond bijna automatisch, zonder stil te staan bij wat dat betekent of welke waardeoordelen daarin schuilen.
Zelfs binnen onze eigen branche laten we ons daar soms door meeslepen. Ondernemers en fabrikanten proberen hun producten te verdedigen door te zeggen dat ze “gezonder zijn” – alsof dat de enige maatstaf is. Maar frituren is gewoon één van de vele manieren om voedsel te bereiden. En als het goed gebeurt, met vakmanschap en kwaliteitsproducten, dan is dat iets om trots op te zijn.
Frituurcultuur is waardevol erfgoed
Dat zoveel mensen in de poll positief reageerden, bewijst dat de dorpsfrituur of cafetaria nog altijd een sociale en verbindende rol speelt in onze samenleving. Een plek waar mensen samenkomen, even bijpraten en genieten van een lekker frietje of snack.
Het is precies die waarde die we met initiatieven als het keurmerk Goed Gefrituurd, het kwaliteitszegel Met Goud Bekroond en onze inzet voor de Vaderlandse Afhaalfrituur op de lijst van Immaterieel Erfgoed willen laten zien.
Samen sterk tegen een scheef beeld
Zolang media, overheid en instellingen onze branche blijven reduceren tot een karikatuur, moeten wij ons blijven verenigen. Want alleen samen kunnen we de beeldvorming kantelen.
Vakvereniging ProFri staat voor eerherstel van het gefrituurde product en erkenning van het vakmanschap dat erbij hoort.
Daarom mijn oproep aan iedere ondernemer in de frituurbranche: Word lid van ProFri
Niet alleen om te profiteren van de financiële voordelen of om je eigen bedrijf sterker te maken, maar vooral om samen op te komen voor een eerlijke en evenwichtige beeldvorming van ons mooie vak.
Ook fabrikanten, toeleveranciers en dienstverleners zijn van harte welkom om ProFri te steunen — ieder naar draagvlak of belang dat zij hebben bij een ‘gezonde’ toekomst van de frituurbranche.
Want laten we eerlijk zijn: de frituurbranche, dat zijn we samen.
Foto: Plasticvrije bakjes van Conpax
* Over de auteur:
Frans van Rooij is oprichter van vakvereniging ProFri en het Nederlands Frituurcentrum. Hij zette zich jarenlang onvermoeibaar in voor beter vakmanschap, eerlijke beeldvorming en erkenning van de Nederlandse frituurcultuur. Hoewel hij niet meer op de voorgrond actief is, blijft hij als gastredacteur en vaste columnist van Frituurwereld de branche kritisch en betrokken volgen.