Rechter: “Ondernemer moet opruimen frituurvet alsnog betalen”

Actueel |
31 juli 2023 |
Leestijd ± 1 tot 3 minuten
Foto: Shutterstock

Een eigenaar van een cafetaria-grillroom in Stadskanaal is wel degelijk verantwoordelijk voor vervuiling met frituurvet op zijn terrein. De gemeente verhaalde dus terecht de schoonmaakkosten op hem. Dit besliste de Raad van State, het hoogste rechtsorgaan, vorige week.

Het achterterrein van de cafetaria-grillroom kwam eind juni 2020 door hevige regenval helemaal onder water te staan.

Omdat de putten overstroomden, liep het terrein vol water met afgewerkt frituurvet. Sommige media spreken zelfs van “een tsunami aan frituurvet op de binnenplaats van de cafetaria”. Ook in de gewone afvoerputten voor regenwater werd volop vethoudend water aangetroffen.

Rekening: 15.000 euro

Precies drie jaar geleden kwam de zaak aan het rollen nadat de gemeente Stadskanaal de vervuiling met frituurvet ontdekte. Het college van burgemeester en wethouders kwam hierop met bestuursdwang: de ondernemer diende het terrein en de afvoerputten voor hemelwater achter het bedrijf volledig te ontdoen van vetresten en afvalwater waarin frituurvet zat.

Toen de ondernemer dit niet deed, liet de gemeente het werk in juli 2020 uitvoeren door twee gespecialiseerde bedrijven. De kosten van bijna 15.000 euro verhaalde de gemeente Stadskanaal op de cafetaria-grillroom. Het bezwaar dat de ondernemer hiertegen aantekende, werd in juni 2021 ongegrond verklaard door de gemeente.

“Vet geloosd op regenput”

Bij onderzoek kort na de regenbuien stelde de omgevingsdienst vast dat de reguliere putten en de vetvangputten niet goed van elkaar gescheiden waren. Via een afvoer kwam frituurvet regelrecht terecht bij het gewone regenwater, aldus de dienst. Die stelde: “Er is een drijflaag van vet in de hemelwaterafvoerputten geconstateerd. Er is een vetlucht geconstateerd die niet te relateren is aan de normale bedrijfsvoering.”

Bij de Raad van State betoogde de ondernemer dat hij wel degelijk zelf het terrein heeft schoongemaakt. Bij onderzoek constateerde de omgevingsdienst echter dat dit onvoldoende was. Op grond van de Wet Bodembescherming (WBB) oordeelde de rechter, dat de ondernemer had kunnen weten dat de bodem verontreinigd kon raken en daarom hijzelf verplicht was maatregelen te nemen.

“Gemeente was duidelijk genoeg”

Ook verwierp de rechter de verdediging dat de gemeente Stadskanaal richting de ondernemer niet duidelijk genoeg is geweest. Omdat het college van Stadskanaal in het gelijk is gesteld en alle bezwaren van de ondernemer ongegrond zijn verklaard, hoeft de gemeente geen proceskosten te betalen. Of de gemeente alsnog, naast de schoonmaakkosten, juridische kosten op de ondernemer verhaalt is onbekend.