ProFri en corona: vragen aan Frans van Rooij

Actueel |
27 oktober 2020 |
Leestijd ± 3 tot 5 minuten
Foto: Vakvereniging ProFri

Met oplopende besmettingscijfers, lijkt de corona-ellende voor frituurspeciaalzaken voorlopig nog niet voorbij. Hoewel het kabinet de effecten van bestaande maatregelen afwacht, klinkt de roep om een hardere lockdown. Welk effect heeft corona op de branche en de vakvereniging. Frituurwereld.nl vraagt het aan ProFri-directeur Frans van Rooij.

De coronacrisis heeft het karakter en de werkzaamheden van vakvereniging ProFri ingrijpend veranderd, zegt Van Rooij. “We zijn nu eigenlijk meer belangenvereniging dan een vakvereniging. Niet het verder opwaarderen van het vakmanschap staat nu centraal, maar de dagelijkse realiteit. Corona neemt ons vrijwel helemaal in beslag. Door vragen van individuele leden. Maar ook door de onderhandelingen die we in Den Haag samen met de collega-organisaties VCHO en het Nederlands Horeca Gilde binnen onze Horeca Alliantie voeren.”

Lukt het in Den Haag een vuist te maken?

Van Rooij: “Vrij snel na de uitbraak in maart, beseften we dat we als kleine verenigingen de krachten moeten bundelen om een serieuze gesprekspartner te zijn voor de ministeries. Afgezien van onze eigen voorlichting richting onze leden, hebben we snel de samenwerking gezocht met Vereniging Chinese-Aziatische Horeca Ondernemers en het Nederlands Horecagilde. Via de Horeca Alliantie zitten we als gespecialiseerde bedrijven net als Koninklijke Horeca Nederland aan tafel in Den Haag. We hebben al de nodige zaken in kunnen brengen. Bijvoorbeeld het besef dat frituurspeciaalzaken afhaalbedrijven zijn, net als bakkers en slagers, en dus deels andere zorgen hebben dan de rest van de horeca. Dat is goed ingedaald bij de ministeries.”

Waarom werkt ProFri samen met ONL?

Van Rooij: “Ondernemend Nederland vertegenwoordigt natuurlijk veel meer branches in het midden- en kleinbedrijf dan alleen onze horecabedrijven. Voorzitter Hans Biesheuvel van ONL kent de wegen en mores in Den Haag uitstekend. Als je iets wilt bereiken bij de ministeries, is het een voorwaarde dat je wordt vertegenwoordigd door iemand die het Binnenhof en omgeving kent als zijn broekzak. Bovendien is Biesheuvel zeer toegankelijk; hij luistert goed naar onze zorgen en zet die om in voorstellen richting het kabinet. Het bevalt ons uitstekend.”

Bellen er veel bezorgde leden naar ProFri?

Van Rooij: “Na de eerste lockdown namen honderden ondernemers deel aan ons eigen onderzoek naar de corona-effecten. Dat heeft ons goed inzicht gegeven. Een verlies van 45 procent aan omzet gemiddeld, is natuurlijk niet niks. Daarnaast nemen veel leden contact op omdat ze concrete vragen hebben. Of gewoon om even met ons te sparren over wat hen bezighoudt. Hoewel cafetaria’s, snackbars en frituren flexibel zijn, stijgt het water steeds meer ondernemers tot aan de lippen.”

Welk beeld schetsen de ondernemers?

Van Rooij: “Je hoort dat op de traditionele afhaalpieken, tegenwoordig vaak de vrijdagavond én de traditionele zondagavond, de frituurketels in veel bedrijven nog op volle toeren draaien. Bij sommige bedrijven is de toeloop zelfs zo groot, dat ze het nauwelijks aan kunnen. Dat wordt soms ook veroorzaakt door medewerkers die thuis zitten; ze zitten in quarantaine vanwege besmettingen in hun omgeving óf wachten op een testuitslag. Wij hebben ook hiervoor via ONL om een vergoedingsregeling gevraagd. We zullen zien wat dit oplevert. Maar naast tamelijk goede zaken op de traditionele piektijden zijn er ook volop zorgen bij ondernemers.”

Maar zo te horen gaat het dus eigenlijk wel goed?

Van Rooij: “Nou, naar onze taxatie leveren veel ondernemers wel de nodige omzet in op andere eetmomenten. Om te beginnen kunnen mensen natuurlijk niet ter plekke gaan eten, ’s avonds of in het weekeinde. Vergeet niet dat veel frituurspeciaalzaken de afgelopen jaren meer zitplaatsen hebben gekregen en de restaurantfunctie dus belangrijker is geworden. Daarnaast hoor ik dat het lunchbezoek aanmerkelijk minder is dan normaal. Daarnaast missen de bedrijven de topdagen tijdens evenementen, zoals carnaval en alle volksfeesten her en der in het land. De nodige bedrijven in onze branche hebben daarnaast cateringactiviteiten; die staan natuurlijk helemaal op een laag pitje. Nog meer bedrijven dan voorheen zijn gaan bezorgen. Logisch natuurlijk. Maar we weten allemaal dat bezorging aanmerkelijk minder rendement oplevert dan wanneer consumenten komen afhalen. Dus er is zeker alle aanleiding om bezorgd te zijn.”

Kan ProFri de vele vragen wel aan?

Van Rooij: “Doordat grote evenementen, zoals het Frituurwereld Event en regionale bijeenkomsten, niet gehouden zijn of afgeslankt werden, hebben we natuurlijk de handen op het secretariaat wel een beetje vrijer dan normaal. Bovendien hebben we dringend behoefte aan veel input van onze leden. We kunnen richting ONL en bij de ministeries alleen goed beslagen ten ijs komen, als we horen wat er speelt in de branche. Als bestuur en directie van ProFri doen we dus de oproep: blijf vooral mailen, appen en bellen met je vragen en opmerkingen. Het is desgewenst ook mogelijk om via Teams of Whatsapp ondernemers met elkaar in contact te brengen. We stellen alles in het werk om een luisterend oor te zijn voor de branche.”

Maar de dagelijkse taken schieten er dus bij in?

Van Rooij: “Ten dele is dat zeker het geval. Zo hebben we de Nationale Smulgids uitgesteld naar maart volgend jaar. Bedrijfsbezoeken voor keurmerken als Goed Gefrituurd zijn bovendien minder makkelijk mogelijk. Aan de andere kant: ons secretariaat heeft net een enorme klus afgerond. We hebben eigenhandig de totale markt van frituurspeciaalzaken in kaart gebracht. Alle adressen van de Kamer van Koophandel en andere bronnen zijn door ons zelf gecheckt. Een monsterklus waarmee we een tijdje geleden al zijn begonnen. Het betekent dat we nu kwalitatieve en actuele data hebben van 5722 cafetaria’s, snackbars en frituren. Hoewel ik niet uitsluit dat er zelfs nog ettelijke honderden frituurspeciaalzaken meer zijn, durf ik gerust te stellen dat onze vakvereniging nu het beste bestand van iedereen heeft. Het is voor ons werk, maar misschien ook voor bijvoorbeeld onze partners, heel belangrijk dat we nu zo’n reeël totaalbeeld hebben.”