10 dingen over flex, vast en WAB

Actueel |
24 februari 2020 |
Leestijd ± 5 tot 7 minuten

De WAB, de nieuwe Wet Arbeidsmarkt in Balans, leidde tot veel vragen en verontrusting. Vakvereniging ProFri kreeg er veel telefoontjes van leden over. Eerder dit jaar hield ProFri daarom een extra ledenbijeenkomst over deze materie. Frituurwereld luisterde mee en noteerde 10 dingen over flexwerk, vast werk, de WAB en notuleerde wat verder ter tafel kwam.

  1. Flex minder vast, vast minder vast
    De WAB is sinds 1 januari van kracht. Doel van de wet is flexwerk minder flex maken en vast werk minder vast. Hans Smits van payrollorganisatie en ProFri-partner Connexie trapte de bijeenkomst in Zeist af met de kwalificatie: “Voor de gemiddelde ondernemer is het een draak van een wet. Ik verwacht dat een aantal zaken zeker nog herzien of gerepareerd gaat worden.” Frans van Rooij namens ProFri: “We overwegen om het ministerie een brief te sturen waarin we onze zorgen uiten over de WAB.”
  2. Veel uren flex, dan hogere WW-premie
    Met de WAB wil de overheid het aantrekkelijker maken om medewerkers een vast contract te geven. Het middel dat de overheid hanteert om dit te bereiken: voor losse medewerkers zonder vast dienstverband wordt de WW-premie 5 procent hoger als ze gemiddeld meer dan 12 uur per week werken. Hierbij wordt uitgegaan van een gemiddelde over een periode van vier weken. Omdat ook de vakantierechten worden doorberekend, gaat het effectief om 10,5 uur in de week. Per vier weken is de norm dus 48 uur, per kalendermaand 52 uur, inclusief opgebouwde vakantie-uren.
  3. Hoge WW-premie, lage WW-premie
    Voor medewerkers met een dienstverband daalt de WW-premie naar 2,94 procent. Dat is lager dan in 2019, toen de premie 3,6 procent was. Hiermee “beloont” de overheid ondernemers die medewerkers in vaste dienst hebben. Voor flexkrachten die meer dan 12 uur wekelijks werken (zie: punt 2) tikt de WW-premie echter flink aan. Voor deze medewerker draagt de werkgever liefst 7,94 procent WW-premie af, 5 procent meer dus.
  4. Er wordt per tijdvak afgerekend
    Bij flexkrachten wordt per tijdvak van vier weken afgerekend. In eerste instantie moet de hoge WW-premie van 7,94 procent worden betaald. Blijkt in de praktijk dat een flexkracht onder het vastgestelde maximum van 12 uur per week heeft gewerkt, dan krijgt de werkgever dus 5 procent WW-premie terug. Ligt het gemiddelde boven de norm van 12 uur, dan wordt het geld niet gestorneerd.
  5. De gebruikelijke uitzonderingen
    Zoals altijd bij dit soort wetgeving, is bij de WAB sprake van uitzonderingen. De lage WW-premie is van toepassing als de werkgever leerlingen aan het werk heeft (BBL/BOL). Het urencriterium geldt dan niet. Wel moet een schriftelijke overeenkomst met de school/opleiding worden overlegd. Ook als ondernemers mensen aan het werk hebben met een afstand tot de arbeidsmarkt, kan de lage WW-premie van
  6. Uiterlijk 31 maart 2020 vastleggen
    Per 1 januari 2020 is de WAB ingevoerd. Als werkgevers in overleg met werknemers kiezen voor de lage WW-premie, moeten wederzijds overeengekomen afspraken uiterlijk 31 maart 2020, ofwel vóór 1 april, zijn vastgelegd in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Dit geldt voor alle werknemers die minimaal een jaar in dienst zijn. Kan een werkgever geen arbeidsovereenkomst laten zien, dan is automatisch sprake van een overeenkomst voor onbepaalde tijd. Deze overeenkomst mag onder geen beding een zogenaamde “oproepovereenkomst” zijn. Zijn er geen wederzijds getekende schriftelijke afspraken vastgelegd, dan is feitelijk sprake van een vast contract voor onbepaalde tijd. Payrollorganisatie Connexie raadt aan de afspraken vast te leggen in een addendum (bijlage) bij het eigenlijke contract.

1. Flex minder vast, vast minder vast
De WAB is sinds 1 januari van kracht. Doel van de wet is flexwerk minder flex maken en vast werk minder vast. Hans Smits van payrollorganisatie en ProFri-partner Connexie trapte de bijeenkomst in Zeist af met de kwalificatie: “Voor de gemiddelde ondernemer is het een draak van een wet. Ik verwacht dat een aantal zaken zeker nog herzien of gerepareerd gaat worden.” Frans van Rooij namens ProFri: “We overwegen om het ministerie een brief te sturen waarin we onze zorgen uiten over de WAB.”

2. Veel uren flex, dan hogere WW-premie
Met de WAB wil de overheid het aantrekkelijker maken om medewerkers een vast contract te geven. Het middel dat de overheid hanteert om dit te bereiken: voor losse medewerkers zonder vast dienstverband wordt de WW-premie 5 procent hoger als ze gemiddeld meer dan 12 uur per week werken. Hierbij wordt uitgegaan van een gemiddelde over een periode van vier weken. Omdat ook de vakantierechten worden doorberekend, gaat het effectief om 10,5 uur in de week. Per vier weken is de norm dus 48 uur, per kalendermaand 52 uur, inclusief opgebouwde vakantieuren.

3. Hoge WW-premie, lage WW-premie
Voor medewerkers met een dienstverband daalt de WW-premie naar 2,94 procent. Dat is lager dan in 2019, toen de premie 3,6 procent was. Hiermee “beloont” de overheid ondernemers die medewerkers in vaste dienst hebben. Voor flexkrachten die meer dan 12 uur wekelijks werken (zie: punt 2) tikt de WW-premie echter flink aan. Voor deze medewerker draagt de werkgever liefst 7,94 procent WW-premie af, 5 procent meer dus.

4. Er wordt per tijdvak afgerekend
Bij flexkrachten wordt per tijdvak van vier weken afgerekend. In eerste instantie moet de hoge WW-premie van 7,94 procent worden betaald. Blijkt in de praktijk dat een flexkracht onder het vastgestelde maximum van 12 uur per week heeft gewerkt, dan krijgt de werkgever dus 5 procent WW-premie terug. Ligt het gemiddelde boven de norm van 12 uur, dan wordt het geld niet gestorneerd.

5. De gebruikelijke uitzonderingen
Zoals altijd bij dit soort wetgeving, is bij de WAB sprake van uitzonderingen. De lage WW-premie is van toepassing als de werkgever leerlingen aan het werk heeft (BBL/BOL). Het urencriterium geldt dan niet. Wel moet een schriftelijke overeenkomst met de school/opleiding worden overlegd. Ook als ondernemers mensen aan het werk hebben met een afstand tot de arbeidsmarkt, kan de lage WW-premie van

6. Uiterlijk 31 maart 2020 vastleggen
Per 1 januari 2020 is de WAB ingevoerd. Als werkgevers in overleg met werknemers kiezen voor de lage WW-premie, moeten wederzijds overeengekomen afspraken uiterlijk 31 maart 2020, ofwel vóór 1 april, zijn vastgelegd in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Dit geldt voor alle werknemers die minimaal een jaar in dienst zijn. Kan een werkgever geen arbeidsovereenkomst laten zien, dan is automatisch sprake van een overeenkomst voor onbepaalde tijd. Deze overeenkomst mag onder geen beding een zogenaamde “oproepovereenkomst” zijn. Zijn er geen wederzijds getekende schriftelijke afspraken vastgelegd, dan is feitelijk sprake van een vast contract voor onbepaalde tijd. Payrollorganisatie Connexie raadt aan de afspraken vast te leggen in een addendum (bijlage) bij het eigenlijke contract.

7. Eind van jaar wordt de balans opgemaakt
Alle dienstverbanden die níet voor onbepaalde tijd zijn, worden aan het einde van het jaar gecheckt. Is de afwijking van het urencriterium van 12 uur wekelijkse werkuren 30 procent of hoger, dan krijgt de ondernemer alsnog een naheffing van 5 procent voor de hogere WW-premie. Er mag dus op jaarbasis niet meer dan 30 procent zijn afgeweken van 52 weken x 12 uur inclusief opgebouwde vakantieuren.

8. Werknemer kan zijn uurrechten claimen
Een extra struikelblok bij deze regelgeving, is dat een werknemer de werkrechten die hij had kan claimen. Flexmedewerkers die zijn overeengekomen dat ze 20 uur per week werken, zullen vaak niet zonder slag of stoot zomaar uren willen inleveren. De werknemer kan altijd de hoeveelheid gewerkte uren claimen die hij over de laatste 13 weken gemiddeld per week heeft gedraaid. Hij moet wel zelf met deze claim komen. Doe hij dat, en ligt het aantal weekuren boven de 12 inclusief zijn vakantieuren, dan betaalt de werkgever de hoge WW-premie.

9. Daarnaast andere kostenstijgingen
Vakvereniging ProFri wijst erop dat de WAB niet het enige is dat cafetariahouders opzadelt met hogere lasten. Ook de werking van de nieuwe Horeca CAO, maatregelen op het gebied van energie en duurzaamheid, stijging van inkoopkosten en nieuwe minimum lonen dragen dezer jaren bij aan lastenverzwaring. “Het zijn kosten die je allemaal moet verrekenen in de verkoopprijzen om te voorkomen dat je rendement onder druk komt. Alle ondernemers moeten dus heel goed de winstgevendheid van hun bedrijven monitoren,” aldus ProFri.toepassing zijn.

10. Toch maar payroll?
Het wordt als frituurprofessional niet eenvoudiger zelf nog door de bomen het bos te zien. Ondernemers kunnen ervoor kiezen hun personeelszaken uit handen te geven aan een payrollorganisatie. Deze dienstverleners ontzorgen de ondernemer totaal. Werkgevers hebben bovendien altijd een goed zicht wat een medewerker hen op uurbasis in totaal kost. Payrollorganisatie Connexie is partner van vakvereniging ProFri. Het bedrijf heeft een sterke positie in de frituurbranche en de rest van de horeca en “verloont” wekelijks circa 125.000 uren voor zijn opdrachtgevers. Overigens: volgend jaar krijgen payrollkrachten recht op pensioensopbouw.

Wat verder ter tafel kwam

2 tot 5 vaste krachten. 10 tot 15 parttimers. Dat is het gemiddelde bestand aan medewerkers van de ondernemers die aanwezig waren bij ProFri’s informatiebijeenkomsten. Frituurwereld noteerde de volgende opmerkingen.

Ondernemer Y: “Ik heb geprobeerd de WAB zelf door te nemen. Ik werd er helemaal gek van. Dit is een wet waarvan ik me niet kan voorstellen dat hij stand zal houden.”

Hans Smits van Connexie over controle: “Aan de hand van het sofinummer kan de Belastingdienst in de computer gewoon het aantal contracturen matchen met het aantal gewerkte uren van een medewerker.”

Ondernemer X: “Het simpelst is dus gewoon altijd de hoge WW-premie maar te betalen. Dan hoef je er geen uitgebreide administratie van het aantal gewerkte uren op na te houden. Dat is dus wat ik gewoon ga doen. Die 5 procent hogere premie, reken ik door in mijn verkoopprijzen.”

Ondernemer Z: “Wij concurreren op de arbeidsmarkt met de supermarkten. Ik betaal parttimers standaard hetzelfde uurloon als Albert Heijn. Ik zit in een klein dorp; dus dat spreekt zich rond.”

Ondernemer W: “Bij ziekte is het bij mij heel simpel: een uur niet gewerkt, is een uur niet betaald.” Smits van Connexie: “Ik moet erop wijzen dat dit niet mag. Sterker: elke medewerker kan vijf jaar na uitdiensttreding nog verhaal halen. Als hij kan bewijzen dat hij minder uren betaald kreeg dan er in zijn contract stond, houdt hij recht op nabetaling.”